2008 - Kunstruimte 09 Project

Het schijnsel van het weggeveegde licht.

Jan Scheerhoorn is een kunstenaar die nooit over een nacht ijs gaat. Tijdens zijn verblijf van zes weken in Kunstruimte 09 heeft hij iedere nacht (eerst 21.00 uur tot 4.00 uur, later van 24.00 tot 6.00 uur) de compacte en intiem geproportioneerde voorruimte van lichtinval ontdaan. De aard van dit project roept referenties op aan het verhaal rond het in de Griekse mythologie beschreven personage Sisyphos. Deze moest een steen tegen een berg oprollen, faalde steeds bovenaan zodat de steen weer beneden aan de berg belandde en hij weer overnieuw kon beginnen.

Jan Scheerhoorn beschouwt de plek waar hij wordt uitgenodigd te exposeren altijd als een tijdelijk atelier. Menig locatie heeft hij al, zoals hij het zelf zegt, ”op een voetstuk geplaatst” en naar een andere context, een ander perceptieniveau getransformeerd. Dit gebeurt dan met behulp van grootschalige ingrepen.

Sinds twee jaar heeft hij een vast atelier waarin naast het mijmeren en nadenken ook regelmatig geschilderd wordt. Op een gegeven moment raakte hij gefascineerd door het weg schilderen van het licht. Fascinerend aan het licht weg schilderen is dat het licht direct onderdeel wordt van het schilderij. Om licht en schaduw te creëren heeft hij kleine formaten doek tijdelijk vervormd door aan de achterzijde iets tegen het doek aan te laten steken zodat het naar voren vormt. Vervolgens worden de tonale verschillen (in licht) weg geschilderd tot een monochroom grijs. Nadat de vervorming uit het doek is gehaald en Scheerhoorn het in een ander licht ziet toont zich pas het uiteindelijke resultaat.

Het tot een monochroom grijs laten transformeren van licht en schaduw is een analytisch proces. Scheerhoorn vermijdt hier mee het opzettelijk expressief schilderen.

Graag wilde hij zijn experimenten op groot formaat en binnen ruimtelijke condities voort zetten. Hij kende de voorruimte van Kunstruimte 09 en vond deze de perfecte, compacte proporties hebben om zijn onderzoek ruim baan te geven.

Zes weken is hij bezig geweest het licht en om meer precies te zijn het nachtelijk licht uit de hem omringende ruimte te bannen. Hij streeft vanaf zijn eerste werkavond er naar het binnenvallende licht categorisch aan te pakken door het steeds weg te schilderen. Vertaald naar de fysieke handeling die al weken door de kunstenaar wordt verricht kun je nog beter stellen dat hij het licht of, anders geformuleerd, kleurnuances, wegveegt. Je kunt dit werk van Scheerhoorn beschouwen als een lang uitgerekte performance. Er is sprake van door de kunstenaar verrichte repetitieve bewegingen en er lijkt op het eerste gezicht niet zo zeer een einddoel te zijn. Dit laatste blijkt echter toch schijn. Scheerhoorn streeft naar een, alleen onder nachtelijke condities waar te nemen, monochroom grijs schilderij. Een ruimtelijk schilderij, wel te verstaan.

Tegelijkertijd is hij er zich van bewust dat handeling en doel elkaar danig in de weg zitten. Tijdens het schilderen verandert de lichtinval permanent: een lamp in een kamer aan de overkant gaat aan, een auto met koplampen rijdt voorbij en de lantaarn die boven de straat aan een draad hangt is bij onstuimig weer zeer beweeglijk.

De enigszins permanent verlichte delen van de ruimte bewerkt Scheerhoorn met donkere tinten; de warme gloed van de straatlamp wordt met behulp van een donkerblauwe kleur gecompenseerd. Daarnaast worden de wat meer donkere delen met wit-grijze verven behandeld. Licht wordt dus donker, donker wordt licht. Koude kleuren worden warm en warme kleuren worden koud.

Steeds worden er staalkaarten gemaakt met allerlei kleurvariaties; elke plek in de ruimte verdient haar eigen kleurnuance. Ieder tijdstip gedurende de afgelopen weken vormde voor Scheerhoorn weer een uitdaging. De ogenschijnlijk consequent belichte delen wankelden regelmatig. Licht is beweeglijk. De schommelende lantaarnpaal, maar ook regendruppels of zelfs sneeuw op de straat, condens op de ramen en verschillende intensiteiten maanlicht toverden allerlei patronen met lichtvlekken tevoorschijn. Welke consequentie had een ingreep op een bepaalde plek in de ruimte ten opzichte van andere. Een enkele ’wegveegactie’ kan vergaande gevolgen hebben voor het geheel. Het bijvoorbeeld donkerder maken van een plek in de ruimte kan grote veranderingen teweeg brengen in de directe omgeving. Ook het werken met latexverf werkt soms complicerend. Wanneer latex opdroogt krijgt ze een lichtere teint omdat de kalk in de verf naar boven komt

Scheerhoorn verschoof zijn werkperiode op een gegeven moment van de avonduren naar de nacht. De variatie aan lichtinval tijdens de avond leverde te veel onrust op. Te veel passerende auto’s en te veel omwonenden die het licht aan en uit deden.

Het monochrome grijs hanteert Jan Scheerhoorn als ideaal. Het belichaamt het balanceren tussen licht en donker, warm en koud. Hij besloot ’s nachts te gaan schilderen omdat dan het licht het meest constant is. De nachtelijke, in potentie monochrome, grijze ruimte gaat, bij gemis aan elke referentie, werken als een oneindig grijs gat of een grijze mist. De ruimte lijkt ontkend te worden. Bij aanschouwing heeft ze in haar meest ’definitieve’ staat een werking die het midden houdt tussen beklemmend en ruimte genererend; zo iets als een vacuüm gezogen ruimte.

De nachtelijke ruimte behelst naar eigen zeggen van Scheerhoorn ’De schoonheid van het falen’. Ze vormt een verzamelplaats voor gestolde nachtelijke projecties.

Maar helemaal volmaakt zal ze nooit zijn.

Overdag neem je het geheel in een omgekeerde lichtwaarde in ogenschouw. De ruimte ziet er nu heel anders uit Hier werpt de nacht alleen nog haar schaduwen. We aanschouwen ’een nabeeld van de nacht’: een palet van blauwen, bruinen en witten. Het grijs is ver te zoeken en ontpopt zich als een illusie.

Jan Scheerhoorn heeft de voorruimte van Kunstruimte 09 een podium gegeven. Een podium waarop zich niet de verbeelding van licht en ruimte, maar het licht en de ruimte zelf zich presenteren. Volgens de kunstenaar zou je dit manifesteren van licht en ruimte als volgt kunnen benoemen: ’De schoonheid van het pogen’. Mooier kan ik het niet zeggen.

David Stroband (2008)
Kunsthistoricus en docent ABK