2007 - AOC Project

Het gebouw van de Rijkskweekschool in Drachten staat op de nominatie gesloopt te worden. Beeldend kunstenaar Jan Scheerhoorn heeft het interieur van dit typerende schoolgebouw op de valreep een verrassende transformatie gegeven. Het bakstenen gebouw (1920) staat in de buurt waar architect Cees de Boer in de jaren 20 een serie burgerwoningen en een landbouwschool ontwierp. De Boer had de moed een intensieve samenwerking aan te gaan met de internationaal vermaarde en zeer veelzijdige kunstenaar Theo van Doesburgh. Deze bedacht vervolgens kleurenschema’s voor raamlijsten en deuren van de woningen en landbouwschool in Drachten.

Hetzelfde deed hij voor de interieurs van de woningen en hij ontwierp glas en loodramen voor de landbouwschool. De omvang van de samenwerking tussen De Boer en Van Doesburgh, of anders gezegd tussen een architect en een kunstenaar, zo aan het begin van de jaren 20 van de 20e eeuw was zeldzaam. Helaas waren de bewoners uiteindelijk minder blij met hun fris geschilderde, in primaire kleuren, deuren en raamlijsten en de landbouwschool zag al bij voorbaat af van een kleurenschema, in secundaire kleuren oranje, paars en groen, voor de buitenkant van haar gebouw.

De woningen werden al snel overgeschilderd, maar toch had de buurt met haar sprankelende kleurengamma in de volksmond al de naam ‘Papegaaienbuurt’ verworven. In 1988 is het kleurenschema van Van Doesburgh in ere hersteld en ook de Landbouwschool heeft sindsdien een façade met het door Van Doesburgh geconcipieerde kleurenpalet. De glas en loodramen werden overigens al in de jaren 20 al gerealiseerd.

Kunstenaar Jan Scheerhoorn kreeg in het voorjaar van 2007 van BAM projectontwikkelaars de opdracht om een werk in de voormalige Rijkskweekschool te realiseren. Het werk moest een ruim kader vormen voor een door de profetische Christian Fellowship Church uit Drachten georganiseerd programma met workshops. Dit programma, ook wel ‘aanbiddingsschool’ genoemd bestond uit workshops zingen, muziek en schilderen.

Scheerhoorn had overigens alle vrijheid een concept voor het gebouw te ontwikkelen en was geen verantwoording schuldig aan de Christian Fellowship Church. Jan Scheerhoorn, oorspronkelijk als schilder aan Academie Minerva in Groningen afgestudeerd, heeft inmiddels de reputatie dat hij menig locatie met grootschalige ruimtelijke of juist heel minimale, subtiele ingrepen naar zijn hand en ook zeker op scherp kan zetten.

Na een grondige inspectie van het gebouw ontwikkelde Scheerhoorn een plan tot transformatie. Hierbij putte hij veel inspiratie uit het werk van Theo van Doesburgh. Van Doesburgh gaat in de jaren 20 over tot het maken van zogenaamde contra-composities: schilderingen waar de geel, blauw en rood (en grijs en wit) gekleurde vierkanten, rechthoeken en driehoeken ten opzichte van het eerdere werk 45 graden gekanteld worden. De zwarte lijnen die de verschillende vormen scheiden verlaten hun horizontaal en verticaal karakter en krijgen een diagonale verschijning.

Deze contra-composities maken deel uit van het elementarisme; een beeldende opvatting waarin Van Doesburgh afstand neemt van het neo-plasticisme (Piet Mondriaan blijft hier wel trouw aan). Het principe van de contra-compositie helpt Van Doesburgh in zijn streven naar een schilderkunst die tegen natuurlijke en architectonische structuren in gaat. Hij beschouwde tijd en ruimte als de meest wezenlijke elementen voor een ‘nieuwe kunst’. De toestand van het ‘absoluut statische’ wees hij pertinent af.

Het elementarisme moest zijn werkgebied uitstrekken tot in de vierde dimensie: het domein van de tijd – ruimte. Van Doesburgh wilde dat het elementarisme zich niet alleen met kunst bezighield, maar ook met de mens. Het moest een levensbeschouwing worden die de rol van filosofie en religie kon overnemen. Met behulp van een meer dynamische compositie wilde hij een nieuwe dimensie aan onze beleving van ruimte toevoegen. Van Doesburgh zette de ‘positieve’ kleuren rood, geel en blauw, en als tegengestelde de ‘negatieve’ kleuren wit, grijs en zwart, onder andere hier voor in.

Jan Scheerhoorn heeft zich laten leiden door het principe van de contra-compositie. Een principiële, dus niet letterlijk aan Van Doesburgh ontleende, contra-compositie is door hem op de plattegrond van de school geschetst. Vervolgens heeft hij deze met behulp van de verfspuit in driedimensionale vorm op de benedenverdieping van het schoolgebouw geprojecteerd. Waar Van Doesburgh voor architectuur, zoals de aula van de Universiteit van Amsterdam en cine-dancing L’Aubette in Straatsburg, speciale schilderkunstige (volgens het elementarisme) programma’s ontwierp vertaalt Scheerhoorn hier rechtstreeks een tweedimensionaal beeld naar de derde dimensie. Hij zet de door Van Doesburgh geïnitieerde beleving van tijd en ruimte op scherp en dynamiseert de beleving van het gebouw, maar ook van al het leven dat zich in het gebouw afspeelt. Scheerhoorn zet het gebouw naar eigen zeggen op een voetstuk. Hij maakt het bijzonder en laat het boven zichzelf uitstijgen. Je waarneming wordt zo vloeiend gemaakt, maar ook op scherp gezet.

Geen enkel moment zie je de contra-compositie in zijn geheel omdat hij over de vloeren, de wanden en plafonds van gehele benedenverdieping (een hal, twee gangen, vijf lokalen, twee toiletten, een conciërgeruimte en een keuken) uitwaaiert. De wanden vervangen de zo kenmerkende zwarte lijnen binnen het werk van Van Doesburgh.

Het is prachtig om te zien hoe elke ruimte met behulp van specifieke vormen en specifieke kleuren, positief en negatief, zijn eigen karakter krijgt. Een wit-grijze ruimte lijkt doorkliefd door de punt van een rode driehoek, een andere ruimte is bijna helemaal blauw behalve een wit-grijze hoek en de keuken toont een gele puntige uitloper op keukenkastjes. Je stemming wordt ongewild geconditioneerd door de kleuren en de vormentaal die je omgeven. De ruimtes binnen het gebouw krijgen een extra karakter met behulp van de sterke gevoelsladingen die aan kleuren verbonden zijn. Een rondgang genereert visuele zinderingen die vooral gestalte krijgen in de zones waar je verschillende kleurvelden simultaan kunt waarnemen. Ruimte en tijdsbeleving worden zo op subtiele wijze ervaarbaar. Waar deze ruimtelijke ingreep van Scheerhoorn enerzijds een immateriële werking lijkt te hebben maakt ze zeker ook de materiele conditie van het gebouw, de specifieke architectonische kenmerken meer zichtbaar. Binnen de contra-compositie trekken de ‘positief’ gekleurde delen binnen het gebouw je waarneming naar een andere dimensie. De ‘negatieve’ witte en grijze delen, en dus niet door de kunstenaar behandeld, accentueren anderzijds de specifieke bouwkundige kenmerken van het gebouw. Ook bereikt Scheerhoorn dat de ruimtes veel lichtgevoeliger worden.

Jan Scheerhoorn heeft binnen de vertaling van de nauwkeurige schets op de plattegrond naar het eigenlijke gebouw wel wat ruimte gecreëerd. Het werk moest uiteindelijk naar de kijker toe visueel consequent zijn en daarom is er in het gebied tussen schets en uitvoering zo nu en dan met vorm en kleur geschoven. Resultaat is dat je als beschouwer in een onontkoombare wereld lijkt te worden opgenomen. Scheidslijnen tussen ‘positieve’ en ‘negatieve’ kleuren zijn stelselmatig en daardoor vaak op bizarre wijze doorgevoerd en lopen over lampen, affiches, schoolborden en stopcontacten. Het tekent de grondigheid en gretigheid waarmee Scheerhoorn deze locatie van een extra, wellicht naar het ‘ultieme’ neigende dimensie heeft voorzien. Je zintuigen worden hier simultaan geprikkeld en gestreeld.

 

David Stroband (voorjaar 2007)
Kunsthistoricus en docent ABK