…Deze transformatie, of hier is meer het woord ‘metamorfose’ op zijn plaats, vindt opnieuw plaats in Kunstruimte Frontaal in Appingedam. In de zomermaanden van 2001 kan Scheerhoorn hier werken en zich volop concentreren op het karakter van de ruimte. Frontaal is gevestigd in een voormalig noodgebouw van een school dat bestaat uit twee bijna identieke, aan elkaar geschakelde ruimtes. Er komt veel daglicht binnen en de ruimtes kun je als uiterst sober typeren. Scheerhoorn vult de ruimtes ditmaal niet, maar kleedt ze juist uit. Hij sloopt stukken van de ten behoeve van de beeldende kunst geplaatste witte wanden en legt, inmiddels al wat verweerde, delen van het oorspronkelijke schoolgebouwtje bloot. Deze delen hebben steeds, in variabele lengtes en breedtes, een rechthoekige vorm.
Tevens bedekt hij, met wit beschilderd board, delen van de bestaande ramen. Er ontstaat zo een prachtig spel tussen de verschillende open vlakken, zicht gevend op de buitenwereld of oude stukken muur of beschilderd raam, in de wanden. De grijze vloer van Frontaal krijgt vervolgens dezelfde verschijning als de wanden. Scheerhoorn bedekt ze met wit beschilderd board, waarna hierin ook rechthoekige uitsparingen worden gemaakt die steeds het verlengstuk, ook weer in variabele lengtes, vormen van die in de wanden.
Ook worden er door hem op sommige plekken, wel of niet attributen van Frontaal bedekkend, witte kubussen op de grond of aan het plafond bevestigd en is er in het plafond ook ergens een vierkante uitsparing te vinden die weer gespiegeld wordt in de vloer. De ruimte van Frontaal is tijdens de expositie in september 2001 in feite een grote witte kubus waarbinnen een dansend ritme heerst van allerlei geometrische vormen. Wanneer je de ruimte binnenkomt, de ingang ligt precies tussen de twee aan elkaar geschakelde ruimtes, krijg je als bezoeker de bijzondere ervaring dat de ene ruimte de andere letterlijk lijkt te spiegelen.
De fysieke ruimte lijkt zich op te heffen ten gunste van een immaterieel getinte ervaring. Alleen de uitsparingen die zicht geven op de oorspronkelijke architectuur van Frontaal roepen nog referenties op aan het materiele. Waar Scheerhoorn in Niggendijker juist schilderkunstige dimensies tevoorschijn toverde door het daglicht te vertroebelen, laat hij in Appingedam ten behoeve hiervan het licht een cruciale rol spelen. Hierdoor gaat het overheersende wit de fysieke ruimte overstralen en wordt het contrast met de donkere uitsparingen aangescherpt waardoor het geheel het karakter krijgt van een groot ruimtelijk schilderij. Met behulp van ogenschijnlijk minimale ingrepen heeft deze ruimte een volledige metamorfose ondergaan.
De ruimte van Scheerhoorn lijkt in haar verschijning, net zoals de kunstenaars van de Stijl dat in architectuur en schilderkunst nastreefden, te appelleren aan universele, geestelijke waarden en zich af te keren van de natuur of, ruimer geformuleerd, het aardse. Ook de beeldtaal binnen deze installatie roept onmiskenbaar associaties op, uiteraard alle verschillen in acht genomen, met schilderijen van Piet Mondriaan uit de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw.
Werk van Scheerhoorn mist echter de absoluut getinte aspiraties die dat van veel kunstenaars uit de eerste helft van de 20e eeuw kenmerkte. De ultieme schilderkunstige ruimte lijkt toch niet helemaal voor hem te bestaan. Er moeten altijd openingen naar andere werkelijkheden blijven. Des te krachtiger en subtieler zijn de bijna stiekeme doorkijkjes naar de oude, bijna versleten ombouw van Frontaal. Ze maken je toch even bewust van de concrete plek waar je je bevindt en verstoren op een constructieve manier heel licht even de puurheid van de schilderkunstige ervaring. Zo speelt het gebouwtje van Frontaal nog een fundamentele rol in haar eigen metamorfose. Scheerhoorn geeft per definitie ruimte aan alles wat hij onder handen neemt.
David Stroband (augustus 2001)
Kunsthistoricus en docent ABK